Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wijzigingswet Wet op het basisonderwijs en ISOVSO inzake vereenvoudiging Londo

 

Artikel VA VERLENGDE GEWENNINGSREGELING
1
Het bevoegd gezag van een of meer scholen als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra of deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs komt na afloop van de gewenningsregeling, bedoeld in artikel V, in aanmerking voor een aanvulling op de rijksvergoeding voor de kosten van materiële instandhouding, indien:
a
het bevoegd gezag voor de jaren 1997 tot en met 1999 in aanmerking kwam voor een vermeerdering van de rijksvergoeding op grond van artikel V;
b
uit de beschikking van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen ter uitvoering van artikel V volgt dat de rijksvergoeding voor de kosten van de materiële instandhouding waarop het bevoegd gezag blijkens die beschikking voor het jaar 1997 aanspraak had, meer dan 10% lager was dan de rijksvergoeding waarop het bevoegd gezag blijkens die beschikking voor het jaar 1997 aanspraak zou hebben gehad op grond van de op 31 december 1996 geldende regelgeving; en
c
de rijksvergoeding voor de kosten van de materiële instandhouding waarop het bevoegd gezag blijkens de beschikking, bedoeld onder b, voor het jaar 1997 aanspraak had, meer dan 10% lager was dan de rijksvergoeding waarop het bevoegd gezag blijkens de beschikking, bedoeld onder b, voor het jaar 1997 aanspraak zou hebben gehad op grond van de op 31 december 1996 geldende regelgeving, nadat eerst beide rijksvergoedingen zijn verminderd met de vergoedingen ten behoeve van de scholen van het bevoegd gezag die in de periode van 1 oktober 1996 tot en met 1 januari 2000 zijn opgeheven.
2
De hoogte van de aanvulling op de rijksvergoeding voor het betrokken bevoegd gezag wordt als volgt berekend:
a
de rijksvergoeding voor de kosten van de materiële instandhouding waarop het bevoegd gezag blijkens de beschikking, bedoeld in het eerste lid, onder b, voor het jaar 1997 aanspraak zou hebben gehad op grond van de op 31 december 1996 geldende regelgeving, wordt verminderd met de rijksvergoeding waarop het bevoegd gezag blijkens de beschikking, bedoeld in het eerste lid, onder b, voor het jaar 1997 aanspraak had, nadat eerst beide rijksvergoedingen zijn verminderd met de vergoedingen ten behoeve van de scholen van het bevoegd gezag die in de periode van 1 oktober 1996 tot en met 1 januari 2000 zijn opgeheven;
b
de uitkomst van de berekening, bedoeld onder a, wordt verminderd met 10% van de rijksvergoeding voor de kosten van de materiële instandhouding waarop het bevoegd gezag blijkens de beschikking, bedoeld in het eerste lid, onder b, voor het jaar 1997 aanspraak zou hebben gehad op grond van de op 31 december 1996 geldende regelgeving, nadat eerst deze rijksvergoeding is verminderd met de vergoedingen ten behoeve van de scholen van het bevoegd gezag die in de periode van 1 oktober 1996 tot en met 1 januari 2000 zijn opgeheven;
c
de uitkomst van de berekening, bedoeld onder b, wordt met een factor 15 vermenigvuldigd.
3
Voor iedere school van het bevoegd gezag die op de peildatum 1 oktober 1996 volgens bij ministeriële regeling vast te stellen criteria ten hoogste vier groepen leegstand had, onderscheidenlijk, voor wat betreft een school als bedoeld in de op de genoemde peildatum geldende Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs, ten hoogste een bij ministeriële regeling vast te stellen aantal vierkante meters leegstand had, wordt een bedrag in mindering gebracht op de aanvulling op de rijksvergoeding zoals berekend op grond van het tweede lid. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld omtrent de wijze waarop dit bedrag wordt berekend, rekening houdend met de mate van leegstand.
4
Het aantal vierkante meters, bedoeld in de eerste volzin van het derde lid, en de regels, bedoeld in de tweede volzin van het derde lid, kunnen voor de verschillende soorten scholen verschillend worden vastgesteld.
5
De aanvulling op de rijksvergoeding, bedoeld in het eerste lid, wordt als bedrag ineens aan het bevoegd gezag uitgekeerd.
6
De aanvulling op de rijksvergoeding, bedoeld in het eerste lid, wordt door het bevoegd gezag, na overleg met de gemeente over de wijze van besteding, uitsluitend aangewend voor materiële instandhouding of voor voorzieningen in de huisvesting.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •